Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

schaatsen

betekenis & definitie

zich voortbewegen op schaatsen.

zich voortbewegen op schaatsen.

Voorbeelden:
Mijn vader schaatste in het duister. Er kwam een man naast hem rijden. Die vroeg: "Weet u of er in de hemel geschaatst wordt [...]?" Mijn vader zei: "Daar heb ik nooit bij stilgestaan, maar nou je het zegt, er staat in Openbaringen: 'En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, en de zee was niet meer.' Waar geen zee is, kan geen zoet water, dus ook geen ijs zijn." Waarop de man zei: "En dan willen ze ons nog wijsmaken dat 't in de hemel zo schoon zal zijn. Je kan er niet eens schaatsen!"
Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, 1993

Wij Nederlanders schaatsen als er ijs ligt.
Metro, 2001

Wij konden als buren gebruik maken van de Achteromgang, een pad dat langs de tennisbaan liep. In de winter werd het onder water gezet en werd er op geschaatst.
Mies Prinsen, Kauwgom; In de rioolbuizen; Mooi blik; Het gevallen ei; Bokma; Kaasheer; Leverworst, 2000-2001

Een jaar later hield de vorst wederom geruime tijd aan en werd op 13 januari de tweede editie geschaatst door 1012 schaatsers.
Meppeler Courant, 1996