Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

schaap

betekenis & definitie

Het begrip schaap heeft 4 verschillende betekenissen:

1) dier met een wollen vacht.
zoogdier met een dikke wollen vacht, dat wordt gehouden als landbouwhuisdier, en dat behalve voor de wol ook voor de melk en het vlees wordt gehouden.

2) beklagenswaardig persoon.
iemand in ongunstige omstandigheden, voor wie men medeleven voelt; beklagenswaardig persoon.
Meestal gezegd van vrouwen of kinderen.

3) beschermeling.
iemand die men onder zijn hoede heeft en voor wie men moet zorgen; beschermeling.
Vaak in een religieuze context, gezegd van mensen die onder de hoede van God of van een zielenherder vallen.

4) domme meeloper.
iemand die zich gedraagt als een domme, gedweeë meeloper zonder eigen inzichten of initiatieven.
Meestal voorafgegaan door een adjectief dat domheid, gedweeheid of een aanverwante eigenschap uitdrukt.