Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

rijbroek

betekenis & definitie

broek voor ruiters.

nauw om de knieën en onderbenen sluitende broek die door ruiters wordt gedragen.

Voorbeelden:
Er kwam een groep ruiters aan - zwarte rijlaarzen, zwarte rijbroeken, zwarte tunieken en bruine hemden daaronder, zwarte stropdassen, riemen en petten met een stormband en een zilveren doodskop boven op de klep. 'SS!' zei oma en trok ons weg naar een pad over het plantsoen dat naar een kerk liep.
Ger Verrips, Nathalie, 1984

Zo reden ze met z'n zessen vanuit Eemster naar Smilde. Enkelen waren gekleed in een korte lerenjas en droegen een pet. Sommigen zagen er van een afstand opzettelijk uit als semi-militair, omdat ze beenkappen en een rijbroek droegen.
Meppeler Courant, 1995

De paarden reageerden schichtig op het aanhoudende valse geblaas van de fanfare, die de zoveelste potpourri ingezet had. Het leek wel een scenario voor een soap. De twee jonge meisjes in rijbroek hadden bijna meer bekijks dan de majorettes, maar dat kwam wellicht door het sluike blonde haar dat vanonder hun pet kwam - duidelijk upper class.
Karel Osstyn, Big food of Big Mac?, 1998

< >