Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

raamloos

betekenis & definitie

zonder raam of ramen.

zonder raam of ramen; geen raam of ramen (meer) hebbend.

Voorbeelden:
Wat zou u liever willen: een verlichte wc. Zonder slot op de deur, of een pikdonkere wc. Mét een slot? Denk eraan: alle wc's waren raamloos en in een publiek gebouw [...]. Welke wc koos men? Een meerderheid van tweeënzeventig procent kiest de wc zonder licht, een minderheid van achtentwintig procent de wc zonder slot.
Piet Grijs, Televisie, psychiaters, computers en andere griezelverhalen, 1978

De volgende dag, een zonnige dag in mei, stond Richard met zijn collega Bert in een bos bij het zwartgeblakerde raamloze wrak van een bestelbus.
Jaap van Peperstraten, Ver van huis, 2001

Aan weerszijden van het hoofdgebouw strekte zich een identiek paar gebogen zijvleugels, raamloos en bekleed met wit aluminium plaatmateriaal, naar achteren uit.
Porter Shreve, De necrologieschrijver: een obsessieve zoektocht, 2001

De werkkamer van Orsini, die in de achtervleugel van het huis tegen een rots aan lag gebouwd, was groot en raamloos.
Jef Geeraerts, Drugs, 1983

Het raamloze Wormlab was nog even donker en spelonkachtig als toen ze aankwamen.
Arthur C. Clarke & Stephen Baxter, Het licht van vroeger dagen, 2001

Ik voelde een plotse angst in mijn maag voor straf, een zeer hevige angst, die verband hield met het raamloze kolenhok waar stoute kinderen werden ingestopt, een angst die er echter op neerkwam dat ik vreesde op die manier van mijn moeder te worden weggehouden.
Jotie T'Hooft, Verzameld proza, 1982