Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

poffertje

betekenis & definitie

klein, dik rond pannenkoekje.

klein, gerezen, rond zoet pannenkoekje dat wordt gemaakt van boekweitmeel, met meerdere tegelijk wordt gebakken in een platte, ronde pan met kuiltjes en warm geserveerd wordt gegeten met boter en poedersuiker.

Voorbeelden:
Natuurlijk zit in het boek ook een scène in een poffertjeshuis, waarin Reza en Ronald jong, verlegen en verliefd bij elkaar zitten, om poffertjes te eten en te zoenen, eerst heel teder, en dan wild en plat. Zoenen met allebei een poffertje in de mond. Zoenen met Ronald een poffertje en zij een slok cola. Zoenen met een poffertje ertussen en allebei proberen om het poffertje met de tong te doorboren.
Ronald Giphart, Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid, 2002

Vroeger waren poffers en broeders in Nederland een favoriet gebak, dat werd gegeten met stroopsaus of boter en suiker. Poffertjes - ook wel 'bollebuisjes' genoemd - worden van hetzelfde beslag gemaakt als grote poffers, maar gebakken in de speciaal daarvoor bestemde poffertjespan.
http://www.hollandsepot.dordt.nl/producten/producten.htm

Poffertjes zijn warm het lekkerst, met een klontje boter en royaal bestrooid met poedersuiker.
http://www.hollandsepot.dordt.nl/producten/producten.htm

De kinderen van groep 8 en de leden van de ouderraad hielpen bij de organisatie van de spelen. In de hal van de school kon men genieten van koffie, koek, poffertjes en frisdrank. Rond half tien werden de uitslagen van de spelletjes bekend gemaakt.
Meppeler Courant, 1994

Met de sponsorloop willen de leden van de muziekvereniging zich letterlijk een dag in het zweet lopen voor nieuwe kleding. De muziekactiviteit wordt omlijst met een Crescendo Muziekmarkt op de Brink. Daar zijn stands met poffertjes, knijpertjes, koffie, thee, een grabbelton en andere attracties.
Meppeler Courant, 1994

Na de wafels kregen we nog poffertjes en moeder begon over alle bezoekers gekke spottende opmerkingen te maken, waar we telkens hard om moesten lachen.
R.J. Peskens, Twee vorstinnen en een vorst, 1976

< >