iemand waarvan men peter of meter is.
iemand waarvan men peter of meter is; iemand die men ten doop heeft gehouden.
Voorbeelden:
Ze kwam hofhouden in Brussel, waar haar favoriete petekind Willem van Oranje in haar paleis Coudenbergh werd opgeleid.
NRC, 1993
Een zware, massieve taart, de kosten en moeite geenszins waard. Rest mij nog te vermelden dat ik een tamelijk ervaren en succesvolle taartenbakster ben en dat het deze keer dus zowel voor mij als voor het jarige petekind nogal een teleurstelling was.
NRC, 1994
Peter die, elke keer dat Louis dapper een nieuwjaarsbrief had voorgedragen (eindigend met een buiging en een opgelucht en triomfantelijk uitstoten van 'uw liefste petekind dat u bemint'), Louis' pols beetnam, Louis' gebalde vuist openpelde en er, terwijl hij zich ruggelings van Louis afwendde, vijf frank in perste, het slijk der aarde.
Hugo Claus, Het verdriet van België, 1983