Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

peper

betekenis & definitie

Het begrip peper heeft 5 verschillende betekenissen:

1) (gemalen) peperkorrels.
specerij van gedroogde en gemalen bessen van de peperplant Piper nigrum, met een scherpe, hete smaak; specerij die bestaat uit (gemalen) peperkorrels; korrelpeper.
In toepassing op het specerij in korrelvorm en in gemalen toestand. Peper wordt heel vaak in combinatie met zout gebruikt. Bij deze "echte peper" is het smaakgevend bestanddeel piperine.

2) specerij van rode pepers e.d..
scherpe specerij uit gedroogde en gemalen vruchten van andere planten dan de peperplant Piper nigrum, bijvoorbeeld cayennepeper uit chilipepers of szechuanpeper uit vruchtjes van een aan de citrusvruchten verwante plant uit de wijnruitfamilie.
In deze betekenis gebruikt men vaker een samenstelling, bijvoorbeeld cayennepeper. In de specerij uit chilipepers is het smaakgevende bestanddeel capsaïcine.

3) chilipeper als vruchtgroente.
langwerpige rode, soms groene of gele besvrucht van Capsicum annuum, die als groente gebruikt wordt en een scherpe smaak heeft; rode peper; chilipeper als vruchtgroente.
Vaak uitsluitend in toepassing op de hete, zogenaamde Spaanse pepers of rode pepers en dan onderscheiden van paprika's. Soms zowel in toepassing op de hete pepers als op de paprika's. Vaak ook in de verkleiningsvorm pepertje.

4) plant met peperachtige smaak.
plant waarvan de vruchten niet verwerkt worden tot specerij, maar waarvan bepaalde delen, bijvoorbeeld de blaadjes aan peper doen denken door hun smaak; plant met peperachtige smaak.
Alleen in een aantal samenstellingen.

5) met peper 1.0 bereid gerecht.
met peper en andere kruiden bereide saus of ragout; met peper bereid gerecht.
In de samenstelling hazenpeper.