Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

paus

betekenis & definitie

Het begrip paus heeft 2 verschillende betekenissen:

1) hoofd van de katholieke kerk.
iemand die aan het hoofd van de katholieke kerk staat; plaatsbekleder van Jezus Christus op aarde en drager van het hoogste, onvergankelijke, kerkelijke oppergezag, volgens de goddelijke instelling van Jezus Christus; hoofd, primaat van de katholieke kerk; staatshoofd van Vaticaanstad; ook: titel van degene die aan het hoofd van de katholieke kerk staat; Bisschop van Rome; Heilige Vader; Vader der Vaderen; Plaatsbekleder van Jezus; Plaatsbekleder van Christus op aarde; Opvolger van Petrus.

2) gezaghebbend persoon.
iemand aan wie gezag wordt toegekend; iemand die door anderen wordt beschouwd als gezaghebbend.