Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

patrijs

betekenis & definitie

kleine hoendervogel.

vrij kleine hoendervogel die verwant is met de fazanten, met een verenkleed dat op de rug bruin is met bleke en donkere strepen en aan de buikzijde grijs met een U-vormige bruine tekening, en met een roestbruine kop, die bij ons leeft in open gebieden als weilanden en akkerlanden en waarop, vanwege de teruglopende populatie, in beperkte mate jacht wordt gemaakt.

Voorbeelden:
Morgen ga ik weer jagen. De patrijzen worden tegenwoordig met twee vorken in de zijden op mijn pad gezet zodat ik ze niet kan missen.
Piet Grijs, ...honderd. Ik kom, 1982

Zo is bijvoorbeeld de jacht op bijna alle soorten watervogels, de houtsnip en de patrijs verboden.
Meppeler Courant, 1993

Soms schoot een leeuwerik omhoog en patrijzen vlogen luidkrijsend op wanneer de maaimachine hun broedplaats tussen de tarwehalmen had ontdekt.
Lut Ureel, De lange geboorte, 1977

< >