onbeleefd persoon.
iemand die onbeleefd is; onbeleefd persoon.
Ook gebruikt als scheldwoord.
Voorbeelden:
Als automobilist vervloek ik de lomperik die plots invoegt, zonder (ver)pinken uiteraard, die in volle snelheid en met de nodige verblinding, u verplicht de baan te ruimen of die onbeleefderik die me zonder mededogen de weg afsnijdt.
http://www.bertanciaux.be/bertanciaux/blog/bertsweblog//Wie_zonder_zonde_is, 11 november 2012
Ze legde me de basis van IRC uit en koos als groep "Beginners". Daar kun je niet veel verkeerd mee doen, dacht ze. Tja, mooi verkeerd gedacht. Want ik was nog niet goed binnen of ze flikkerden mij er al meteen weer uit. En waarom? Omdat ik per ongeluk in hoofdletters zat te typen. Ik was een botterik, een onbeleefderik! En ik had niet eens een zinnig woord kunnen zeggen! Alleen: 'HALLO! ALLES KITS?' maar dat ging al te ver voor dat stelletje dilettanten.
http://users.telenet.be/jules.grandgagnage/html/nettiquette.html
'Herschrijf het, stuur het op en als ik het goed vind, bel ik je. We hebben behoefte aan een goed script dat heel de boel perfect weet te typeren. We hebben behoefte aan goeie scenaristen in dit land.' 'Schijter.' 'Pardon?' 'Schijter. Held van de middelmaat. Laf kieken.' 'Eruit. Nu. En niks meer opsturen.' 'Schijter. Ik had het kunnen weten.' 'Eruit, onbeleefderik! Eruit of ik sla erop!'
Jeroen Olyslaegers, Open gelijk een mond, 1999