Wat is de betekenis van onbeleefderik?

2024-04-23
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

onbeleefderik

onbeleefd persoon. iemand die onbeleefd is; onbeleefd persoon. Ook gebruikt als scheldwoord. Voorbeelden: Als automobilist vervloek ik de lomperik die plots invoegt, zonder (ver)pinken uiteraard, die in volle snelheid en met de nodige verblinding, u verplicht de baan te ruimen of die onbeleefderik die me zonder mededogen de we...

2024-04-23
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

onbeleefderik

onbeleefd persoon (informeel) ‘Ginder zit een knappe vrouw,' zei hij, 'typisch mijn type. 't Wemelt hier van typisch mijn types. Ik ga hier meer komen.' 'Over wie heb je het?' vroeg Joe. De Meeuw wees, de onbeleefderik. 'Die daar,' zei hij, 'met die vlinderbril op.' (Herm...

2024-04-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

onbeleefderik

(de, -en) onbeleefd persoon.

2024-04-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

onbeleefderik

Onbeleefde kerel, vent. Ik ontvang die onbeleefderiken niet, WALSCHAP 1935. 17.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbeleefderik

m. (-en), (Zuidn.) onbeleefd mens.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onbeleefderik

m. onbeleefderiken (Z.-N. onbel. mens).

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbeleefderik

m. (-en), (Zuidn.) onbeleefd mensch,