Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

nondedju

betekenis & definitie

bastaardvloek.

bastaardvloek waarmee men vooral uiting geeft aan woede, ontsteltenis, schrik, verbazing of blijde verrassing.
Vaak als uitroep.

Voorbeelden:
De vrouwen riepen alsof het laatste oordeel was uitgebroken en een paar mannen vloekten of hùn zoon dat nondedju had gedaan.
Gaston Durnez, Kermis, 1978

Ge moogt zeggen wat ge wilt, dacht hij, maar het is hier nondedju toch schoon. Schoner dan in Zwitserland, durf ik wedden.
Tom Lanoye, Het goddelijke monster, 1997

'Allee, waar blijft gijlie, nondedju?' Niemand had evenwel zin om naar binnen te gaan, want de avond was zwoel en de woonkamer van het citéhuisje piepklein.
Walter van den Broeck, Verdwaalde post, 1998

Achteraan in de tuin brulde ik van "nondedju" zo luid dat de buren mijn vader kwamen verwittigen.
Lut Ureel, De lange geboorte, 1977

"Dat kan zij nondedju niet uitgevonden hebben, dat van die overtuiging. Die trezebees van een Mia heeft uit de biecht geklapt."
Clem Schouwenaars, Gras, 1982

'Vuile filistijn, nondedju!' krijste Tetten.
Walter van den Broeck, Een lichtgevoelige jongen, 2001

'Niet bewegen! Niet bewegen!'. In de zoeker zag ik Tetten helemaal achteraan op en neer springen. 'Tetten, nondedju, ge doet het expres, hé!'
Walter van den Broeck, Een lichtgevoelige jongen, 2001

Hij wierp me een paar werkhandschoenen toe. 'Maar trek, nondedju, deze dingen aan voordat je handen afbranden!'
Annie Van Keymeulen, Bas, 2000

Ineens riep zij: 'Nondedju! ik weet het. 't Is niet mogelijk. weet ge, Louis, die kleertjes zouden best eens van Jeannette kunnen zijn! Nee, dat zouden ze niet durven... nondedju!
Hugo Claus, Het verdriet van België, 1983

< >