lanterfanten.
zijn tijd verdoen zonder iets degelijks uit te voeren; lanterfanten.
Voorbeelden:
Ama komt binnen en loopt bijna tegen me op. 'Wat zit je daar op die stoel te doen?' Ik probeer haar te vertellen dat ik uitrust. Ze is er niet blij mee. 'In hemelsnaam, Jean-Pio, doe toch iets, lieverd. Zit niet de hele dag te lummelen en in de lucht te staren. Ik heb je gezegd dat ik daar niet tegen kan.'
Ben Faccini, De jongen die alles goed wou denken, 2001
'Wat sta je hier te lummelen, kom binnen jij rotzak!'
Herman Brusselmans, De droogte, 2003
'Met uw moeder die bedlegerig is, en uw vader die niet uit de voeten kan met zijn kapotte knieën, wie doet er thuis het werk terwijl gij hier maar wat loopt te lummelen? De Heilige Geest misschien?'
Walter van den Broeck, Een lichtgevoelige jongen, 2001
Zijn bezit wordt een bewijs voor zijn smadelijke afkomst, zijn bezit wordt een wapperende vlag waarop geschreven staat dat hij zijn leven lang niets heeft gedaan dan lummelen, en hoe hij ook zijn best doet die vlag te strijken, het lukt hem niet.
Arnon Grunberg, De mensheid zij geprezen, 2001
Omdat hij tijdens de warming-up wat lummelt, krijgt hij een standje van trainer Co Adriaanse.
De Telegraaf, 27 september 2001