Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

knokkel

betekenis & definitie

knobbel van het vingergewricht.

knobbel van het gewricht dat de vingers met de rest van de hand verbindt en vooral zichtbaar wordt als uitstekend, wit gedeelte wanneer de vingers van de hand gebogen worden of een vuist gevormd wordt.
Meestal in het meervoud.

Voorbeelden:
Trouwens, als ik ooit zo iemand tegenkom kan hij een halve week de afdrukken van mijn knokkels in z'n bakkes koesteren.
Herman Brusselmans, Uitgeverij Guggenheimer, 1999

Ik zag dat hij de knokkels van zijn rechterhand had geschaafd.
Walter van den Broeck, Een lichtgevoelige jongen, 2001

Amar stond recht onder haar, hield de twee meter hoge trap met zijn grote handen, waar de knokkels als kastanjes uitkwamen, vast, grote handen, waarvan hij niet gewend was dat hij ze kon gebruiken, grote handen, die hij soms met elkaar vergeleek om te zien of ze nog wel bij elkaar hoorden.
Abdelkader Benali, De langverwachte, 2002

Op het geribbeld bord boent ze de knokkels stuk op een reusachtige, roze directoire met elastiek in de pijpen, en af en toe blaast ze uit haar mooie, afgetobde mond een sliert haar voor d'r ogen weg.
Jan Blokker, Ben ik eigenlijk wel links genoeg, 1977

Mijn vuist ging nogmaals naar de muur, ik haalde hem terug en bekeek wat de schade was, drie van de vijf knokkels waren open en bloedden.
http://s3.invisionfree.com/WeWriteBoard/ar/t347.htm, 2008

Het begint met pijn in een knokkel of in een ander gewricht. Daarna krijg je koorts en ziet je huid eruit alsof je mazelen hebt. Daar hoef je je niet druk over te maken, want na een kleine week ben je weer de oude. Je hebt dan geleden aan een besmettelijke tropische ziekte die veel namen heeft: knokkelkoorts, vijfdaagse koorts, dadelziekte. En dan is er nog de oorspronkelijke en nog altijd gangbare benaming: denguekoorts. "Dengue'' is afgeleid van het Swahili-woord dinga, maar wie weet dat?
De Standaard, 1997