Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

kleinkind

betekenis & definitie

kind van een kind.

kind van de zoon of dochter van iemand.

Voorbeelden:
Mijn moeder had het enig gevonden weer eens een vrouw over de vloer te hebben en had ons tijdens de borrel quasi serieus voorgehouden dat ze niet van plan was net zoals al die andere arme grootmoeders voor de kleinkinderen op te draaien als wij later, liefst zonder lastige peuters, dure Italiaanse reizen wilden maken.
Michael Eenhoorn, Bulgaar in Wassenaar, 1990

De mooie momenten van het leven: de vakanties, de kleinkinderen, een glas wijn, een concert, vrienden.
Patricia De Martelaere, Wereldvreemdheid, 2000

Dat sprak hem kennelijk en ondanks alles toch wel een beetje aan, adellijke families hadden een geschiedenis, een voorvader zoals de grote Alfred Nobel, en familietradities waardoor voorouders in kleinkinderen zouden voortleven.
Anton Haakman, Het paradijs, 2001