Wat is de betekenis van kleinkind?

2024-04-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kleinkind

kind van een kind. kind van de zoon of dochter van iemand. Voorbeelden: Mijn moeder had het enig gevonden weer eens een vrouw over de vloer te hebben en had ons tijdens de borrel quasi serieus voorgehouden dat ze niet van plan was net zoals al die andere arme grootmoeders voor de kleinkinderen op te draaien als wij later, liefst zond...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleinkind

kleinkind - Zelfstandignaamwoord 1. (familie) het kind van iemands kind Ik stel mijn kleinkind even aan je voor. Woordherkomst samenstelling van klein en kind

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kleinkind

kleinkind - zelfstandig naamwoord uitspraak: klein-kind 1. zoon of dochter van je kind ♢ binnenkort krijgen Coby en Jasper hun eerste kleinkind Zelfstandig naamwoord: klein-kind het kleinkind ...

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kleinkind

kind van iem. se seun of dogter, kindskind.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kleinkind

s.n., pake-, oarreheitsizzer, beppe-, oarrememsizzer, bernsbern.

2024-04-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Kleinkind

jong kind, baby.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleinkind

o. (-ers, -eren), zoons-, dochterskind.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kleinkind

o. -kinderen (kindskind, zoons of dochters-kind).