Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

kindertal

betekenis & definitie

aantal kinderen.

aantal kinderen; vaak in het bijzonder: aantal kinderen per vrouw, in één gezin of huwelijk.

Voorbeelden:
We waren echt een Katholiek gezin, aan het kindertal te zien. Ik vraag me vaak af hoe moeder het allemaal gedaan heeft, het moeten toch topprestaties zijn die zij heeft geleverd, zorgen van de vroege morgen tot de late avond, dat is zeker, in een tijd waar het niet de gewoonte was dat de man hielp in de huishouding.
Mies Prinsen, Kauwgom; In de rioolbuizen; Mooi blik; Het gevallen ei; Bokma; Kaasheer; Leverworst, 2000-2001

Zij heeft nu een zachtschijnend maantje en een sterkstralend zonnetje, een dochtertje, een zoontje. Een tweede miskraam met complicaties maakt een eind aan het kindertal.
Christine D'haen, Het huwelijk, 2000

Alleen al omdat sterfte- en geboortenpatronen nog nooit niet zijn veranderd, is er alle aanleiding te veronderstellen dat de werelwijde trend naar kleinere gezinnen zal voortgaan. Die veronderstelling wordt extra ondersteund door het steeds verder stijgende onderwijsniveau - hoe hoger het onderwijsniveau, hoe kleiner het kindertal - en de steeds sterker wordende 'inspraak' van vrouwen wanneer het gaat over zaken als gezinsgrootte - in veel arme landen willen vrouwen kleinere gezinnen dan ze in feite krijgen.
NRC, 1995

Volgens mij is er altijd een zeer oorzakelijk verband geweest tussen intelligentie en kindertal. Hoe meer hersens, hoe minder nageslacht.
Jan Blokker, Ben ik eigenlijk wel links genoeg?, 1977

Wat betreft afname van lichaamsgewicht en kindertal zijn er ook wel campagnes gevoerd, maar die hebben niet veel invloed gehad op het proces als zodanig.
http://www.pscw.uva.nl/sociosite/MOKUM/index.html, 1997

< >