Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

kenau

betekenis & definitie

bazig manwijf.

vrouw die zich onvriendelijk, bazig en onvrouwelijk gedraagt.
Vernoemd naar Kenau Simonsdochter Hasselaar die bekend werd door haar verzet tijdens de belegering van Haarlem tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Voorbeelden:
De jongen knikt en kauwt, en kijkt ondertussen hoe Kale Kees een tafel verder ruziet met een vrouw die Greet heet, maar die door iedereen de Kenau wordt genoemd.
Karel Glastra van Loon, Lisa's adem, 2001

Die frankofonen doen niet alleen aan desinformatie, maar aan anti-Vlaamse indoctrinatie. De uitbarsting van Dury is de jongste, niet de laatste zet in dit strategische spel. Wellicht zal men in Vlaanderen de schouders ophalen: waarom je druk maken om een hysterische kenau? Dat zou dan een vergissing zijn.
De Standaard, 1996

"Om iets te veranderen moeten vrouwen zelf durven ruziemaken [...]. Als wij niet al die dramsters hadden gehad, hadden wij nu geen stemrecht [...]. Feministes hebben het vaak te horen gekregen: 'Je bent wel een kenau'. Maar wees allemaal op je eigen plek een kenau. En dat mag best gepaard gaan met nagellak, lipstick en humor, als je daaronder maar weet waar je voor staat."
http://www.ncrvgids.nl/interview/artikel.php?ID=133&naam=Cisca%20Dresselhuys, juli 2003

Teneinde "stukken van museumkwaliteit" te verwerven moet je "bereid én in staat zijn om, penning na penning sparend, een somme gelds à fonds perdu opzij te leggen", en doordrongen zijn van het besef dat echte verzamelaars "geen beleggers" zijn. Ook belangrijk is dat de partner "geen kenau is, die de echtgenoot op gehaktballen zet telkens als hij met een prijzige aanwinst thuiskomt".
De Standaard, 1996