Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

keigoed

betekenis & definitie

reuzegoed.

heel erg goed; steengoed; reuzegoed.

Voorbeelden:
Vier jaar na Houthalen greep Paul Herijgers in de eigen Kempen zijn tweede nationale titel op het hoogste niveau. "Ik heb mijn werk gehad. Het was niet eventjes kampioen van België worden. Ik was goed, misschien wel keigoed."
De Standaard, 1997

Eigen Makelij is altijd op zoek naar nieuw talent. Safi & Spreej kwamen twee zomers geleden aan boord. "Die jonge gasten kwamen vaak naar onze optredens. Op een keer lieten ze hun eigen muziek horen en dat klonk keigoed."
http://www.bill.be/muziek/champagne-alstublieft

Een keigoede beslissing om te stoppen met roken. De rookduiveltjes heb je nergens voor nodig. Sla ze maar de kop in als ze langs komen.
http://www.komopenstop.be/index.php?topic=1077.10;wap2

Kinderen keigoed aan het werk in Oudenbosch.
http://www.bndestem.nl/regio/roosendaal/kinderen-keigoed-aan-het-werk-in-oudenbosch-1.4223252, 16 februari 2014