Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

kabinetschef

betekenis & definitie

hoofd van een kabinet in België.

iemand die aan het hoofd staat van de tijdelijke medewerkers en adviseurs van een Belgische politicus, zoals een minister of burgemeester, die na diens ambtsperiode weer uit het ministerie verdwijnen; iemand in België die aan het hoofd staat van een kabinet; iemand die in België een kabinet leidt; hoofd van een kabinet in België; ook: hoofd van de staf van de Belgische koning.

Voorbeelden:
Een minister kan niet alles en heeft daarom een kabinetschef.
De Standaard, 1997

De kabinetten in België dateren niet van na de Tweede Wereldoorlog. Het eerste kabinetslid duikt al op kort na 1830. In 1936 hadden drie van de vijf ministers één persoonlijke medewerker. In 1941 wordt voor het eerst de benaming kabinetschef gebruikt. Overigens was de scheiding tussen administratie en politiek toen nog niet uitgevonden.
De Standaard, 1997

Een van de leden van de civiele sectie van het WB wordt telkens benoemd in de functie van kabinetschef van de procureur-generaal. De kabinetschef ondersteunt de procureur-generaal, zodat zijn takenpakket in verregaande mate wordt bepaald door het takenpakket van de procureur-generaal.
http://www.rechtspraak.nl/hoge_raad/jaarverslag/default.htm

De Kabinetschef volgt de nationale politiek van dag tot dag om de Koning ervan op de hoogte te brengen. Hij doet voorstellen voor de politieke audiënties van de Koning en bereidt deze voor. Hij staat de Koning bij in de voorbereiding van toespraken. Hij licht de Koning ook in over de evolutie van de internationale politiek.
http://www.monarchie.be/site/nl/monarchy.html