Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

Israëliër

betekenis & definitie

iemand uit Israël.

iemand met de Israëlische nationaliteit; iemand die behoort tot het Israëlische volk; iemand die afkomstig is uit Israël; inwoner van Israël; Israëli.

Voorbeelden:
Israël is voor talloze Nederlanders het Heilige Land, en de Israeliërs zijn het Uitverkoren Volk, dat soms gedwaald heeft in zijn behandeling van het Palestijnse probleem.
NRC, 1995

Vóór de grote Russische immigratie liep de verkoop van karpers terug. Veel jonge Israëliers hebben geen trek meer in gefillte fish. Maar nu Israël in een paar jaar meer dan een half miljoen Russische joden heeft opgenomen is de verkoop van karpers stijgend.
NRC, 1995

Haaretz publiceerde woensdag de resultaten van een opinieonderzoek waaruit bleek dat de meerderheid van de Israëliërs zich zou kunnen verenigen met een gedemilitariseerde Palestijnse staat op het grootste deel van de westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook als onderdeel van een definitief vredesakkoord.
De Standaard, 1996

< >