Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

ijskelder

betekenis & definitie

kelder voor de opslag van ijs.

afzonderlijk gebouwd en meestal gemetseld, ondergronds vertrek waarin vroeger brokken natuurijs werden bewaard voor de koeling van voedsel en drank in de zomer en de vervaardiging van lekkernijen zoals consumptie-ijs; kelder voor de opslag van ijs.

Voorbeelden:
Pas in het midden van de 17de eeuw deden ijskelders hun intrede in onze streken. Helaas zijn ze zelden of nooit gedateerd, zodat we de ouderdom van de resterende ijskelders moeilijk kunnen bepalen [...]. Er bestond geen vast bouwplan voor ijskelders. Uiteraard moest iedere kelder voldoen aan de juiste klimatologische omstandigheden, namelijk het zo lang mogelijk vasthouden van de koude lucht. Daarom liggen ijskelders steevast onder een aarden heuvel. Zo kon het ijs tot ver in de zomer bewaard worden. Voorts kon de eigenaar zijn ijskelder naar eigen smaak en inzicht bouwen. Daarom vinden we er in allerlei vormen: met één of twee ingangen, eivormig, rechthoekig, klein, groot... Wie niet zo vermogend was bouwde een ijskelder van hout en stro. Het spreekt voor zich dat er van deze typen geen enkele meer bestaat.
http://www.antwerpennoord.be/home/natuur/fauna/vleermuizen/indexc.html, 2003

Voordat de Industriële Revolutie het gebruik van ijsstaven mogelijk maakte, was de mens genoodzaakt 's winters natuurijs te verzamelen om dit op speciale plaatsen te bewaren. Het ijs diende vervolgens in de zomer als koelingsmiddel voor vlees, vis, wijn en zuivel. Een ijskast avant-la-lettre als het ware! Niet alleen deze toepassing deed de bouw van ijskelders in een stroomversnelling terechtkomen. In de 17de eeuw werden sorbets en roomijs razend populair in Europa. Om de gasten op een zomerdag te verfrissen met een ijsje, moest de rijkere bevolking dus wel over een koelingruimte met vers ijs beschikken. Zo verscheen er haast op ieder landgoed een ijskelder.
http://www.antwerpennoord.be/home/natuur/fauna/vleermuizen/indexc.html, 2003

Hoe werden vóór 1850 de lage temperaturen bereikt die voor ijsbereiding vereist zijn? Een enkele auteur maakt zich ervan af met de mededeling dat sneeuw en ijs gebruikt werd dat vers uit de bergen kwam of dat in ijskelders uit de winter was overgehouden. Dat is maar de helft van de waarheid, want je brengt een te koelen substantie met dat ijs, hoe koud het ook is, niet eenvoudig beneden nul graden. Probeer het eens met de ijsblokjes uit het vriesvak. Die hebben een temperatuur van - 12 à - 15 graden. Het antwoord is [...]: zout. De oude ijsbereiders lieten de temperatuur van smeltend ijs dalen tot vriesvaktemperatuur met behulp van een paar handjes keukenzout die zij door het vergruisde ijs roerden. IJs en zout bevonden zich in de dubbele wand van een emmer waarbinnen schuimige vla in consumptie-ijs veranderde. De ijsbereiders gebruikten een "koudmakend mengsel" [...]. Theoretisch kan er een temperatuur van - 22 graden mee bereikt worden (dat is de al door Van 't Hoff beschreven vriespuntsdaling in een verzadigde keukenzoutoplossing) en praktisch wordt die waarde ook bijna bereikt.
NRC, 1993

< >