Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

habitué

betekenis & definitie

vaste bezoeker.

vaste, trouwe bezoeker van enige uitgaansgelegenheid.

Voorbeelden:
Hij vond het moeilijk om contacten te leggen en gisteravond als altijd, keek hij wat om zich heen, met de rug naar de bar staand, groette een habitué, dronk, en verpulverde het zoveelste bierviltje.
Jan Siebelink, Weerloos, 1984

Frederik en Rita waren habitués in een Antwerpse concertzaal.
Joris Note, Het concert des levens, 1998

Dit [...] cinemazaaltje werd gelanceerd door een cinefiele prof die een filmclub en -zaal binnen de unief wou [...]. De sfeer is intiem en habitués begroeten elkaar hartelijk.
http://www.use-it.be/ned/film.htm

< >