Wat is de betekenis van habitué?

2024-04-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

habitué

vaste bezoeker. vaste, trouwe bezoeker van enige uitgaansgelegenheid. Voorbeelden: Hij vond het moeilijk om contacten te leggen en gisteravond als altijd, keek hij wat om zich heen, met de rug naar de bar staand, groette een habitué, dronk, en verpulverde het zoveelste bierviltje. Jan Siebelink, Weerloos, 1984 Frederik...

2024-04-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Habitué

[Fr., van habitude. Lat habitudo = gewone manier van zijn, gewoonte] stamgast, regelmatig bezoeker van café e.d.

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Habitué

vaste bezoeker

2024-04-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Habitué

vaste bezoeker; vaste klant.

2024-04-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Habitué

I. gewoon (à aan); II. stamgast, vaste bezoeker, vaste klant.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Habitué

(Fr.), m. (-’s), vast, trouw bezoeker (in een koffiehuis, een schouwburg enz.).

2024-04-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

habitué

(Fr.) m. vaste klant, vast bezoeker, stamgast.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

habitué

m. habitué’s (Fr. vast bezoeker inz. v. een cafe of enig uitspanningsoord: stamgast).

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

habitué

(Fr.), m. vaste klant, stamgast.