Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

grootoom

betekenis & definitie

oudoom.

oom van iemands ouders; oom van iemands vader of moeder; oudoom.

Voorbeelden:
Heini is de jongste broer van Omis moeder en dus eigenlijk een grootoom.
Giovanni Peirs, Het onvermogen, 2001

Voor zijn film, Edward on Edward, bezocht prins Edward alle locaties waar zijn onfortuinlijke grootoom in ballingschap leefde en praatte hij met getuigen die hem hebben gekend.
De Standaard, 1996

Louis Schweitzer, president-directeur-generaal van Renault sinds mei 1992 [...]. Aan beroemde mensen ontbreekt het niet in zijn familie die uit de Elzas stamt. Dokter Albert Schweitzer was zijn grootoom en tot zijn verwanten behoorde Jean-Paul Sartre, wiens moeder Anne-Marie Schweitzer was, een volle nicht van de filantropische dokter van Lanzarote.
De Standaard, 1997

< >