Wat is de betekenis van grootoom?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

grootoom

oudoom. oom van iemands ouders; oom van iemands vader of moeder; oudoom. Voorbeelden: Heini is de jongste broer van Omis moeder en dus eigenlijk een grootoom. Giovanni Peirs, Het onvermogen, 2001 Voor zijn film, Edward on Edward, bezocht prins Edward alle locaties waar zijn onfortuinlijke grootoom in ballingschap leefde en pr...

2024-04-19
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

grootoom

oudoom Mijn grootoom schreef aan de chef van de brandweer het in de familie veel geciteerde briefje: Mijnheer, ik pomp niet meer. (Christine D'Haen, Zwarte sneeuw) In het Frans: 'grand-oncle'. Ook: 'grootnonkel'. Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 4 Vlaamsheid: 6

2024-04-19
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

grootoom

(de, -s), oudoom. Hij is mijn grootoom ook, van moederskant (Cairo 1982: 255). - Etym.: Vgl. AN grootvader enz., waar ‘groot’ betrekking heeft op ‘twee generaties eerder’. -Zie ook: groottante.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootoom

m. (-s), (gew.) oudoom.

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grootoom

GROOTOOM, m. (-s), (gew.) oudoom.