iemand die de basis legt.
iemand die de basis van iets heeft gelegd; grondvester; oprichter; stichter.
Voorbeelden:
Wie is die Freud nou helemaal? Over overschatte figuren gesproken. De grondlegger van de psychologie wordt zo'n aap dan genoemd.
Herman Brusselmans, Uitgeverij Guggenheimer, 1999
Het was echter de Duitse dokter Hahnemann (1755-1843) die de grondlegger werd van de moderne homeopathie.
http://www.uwapotheker.be/apokrant/apokrant01/pagina1.html#tekst1_1_1, 1997
De belangrijkste grondlegger van het rationalisme is René Descartes (1596 – 1650).
www.kubrussel.ac.be/onderwijs/etew/tew/vakken/eerstekan/psychologie/Hoofdstuk1.doc
Jean-Jacques Rousseau was de grondlegger van de liberale politieke theorie.
http://www.ping.be/novacivitas/dirkverhofstadt.html, 2002
Op de stam van de levensboom, centraal naast het stadswapen, zien we de figuur van Petrus, grondlegger van de christelijke kerk volgens de woorden: 'Gij zijt Petrus, de rots waarop Ik mijn huis zal bouwen.'
http://www.sintnicolaas.org/