Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

groenteman

betekenis & definitie

groentewinkelier.

iemand die voor zijn beroep een winkel uitbaat waar groente, aardappelen en fruit worden verkocht; uitbater van een groentewinkel; groenteboer.

Voorbeelden:
Zo'n 30 tot 40 jaar geleden was een groenteman handelaar in aardappelen, groenten en fruit; niets meer en niets minder. Door de jaren heen zijn daar conserven, diepvriesprodukten, zuidvruchten en dergelijke bijgekomen. In de zeventiger jaren veranderde het koopgedrag van de doorsnee consument. Grootwinkelbedrijven kwamen op en ontwikkelden zich in een stroomversnelling [...]. Om zich van deze grootwinkelbedrijven te kunnen blijven onderscheiden werd het accent verschoven van 'gewone groenteman' naar 'A.G.F.-specialist', dus een specialist in Aardappelen, Groenten en Fruit.
http://www.uwgroentemantoerse.nl/

Daarna kocht ik bij de groenteman een meloen die zo groot was dat je hem, als een kind, met je armen eromheen moest torsen.
Jan Wolkers, De weerspiegeling, 2001

'Haal maar dertig sinaasappelen en tien mandarienen', zei moeder. Het laatste woord honderd maal in zichzelf herhalend toog Antsje naar het dorp. 'Goêmorrege groenteman, t'es veur d'nne dokter, dertig sinaasappelen en tien-met-een randje!'
Levi Weemoedt, Een treurige afdronk, 1984

< >