Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

grijsgroen

betekenis & definitie

grijzig groen.

met een naar grijs neigende groene kleur; een naar grijs neigende groene kleur hebbend.

Voorbeelden:
Kappertjes. Zijn de bloemknopjes van de kappertjesstruik, worden meestal ingemaakt in azijn. Ze moeten grijsgroen van kleur zijn en stevig aanvoelen.
http://www.hollandsepot.dordt.nl/producten/producten.htm

Het grijsgroene water van de Seine, dat haar met zijn lichtsprankelingen dodelijk bedroefd maakte.
Oek de Jong, Hokwerda's kind, 2002

Van In kwakte een royale portie van de grijsgroene prak op het bord en sneed een homp van het verkoolde gebraad.
Pieter Aspe, Pandora, 2003

En zo moest de gelegenheidsmilitair zich tevreden stellen met een geweer uit 1890, een goedkoop grijsgroen uniform, een niet kogelvrije helm en ongemakkelijke puttees (beenwindsels).
http://www.grebbelinie.nl/Grebbelinie-Geschiedenis.htm

Het strak ovale gezicht, de geprononceerde jukbeenderen, de smalle neus en de volle, zinnelijke lippen bevestigden haar Slavische afkomst, en de grote, grijsgroene ogen, waarover donkere leden welfden, drukten de met die afstamming vaak samengaande melancholie uit.
Milo Anstadt, Alles wat het geval is, 2001

Alles aan haar was grijsgroen, haar lippen, haar handen, haar hele gedaante leek met koperoxide te zijn bestoven.
Hans van der Kamp, Nette mensen in een nieuwe tijd, 1993

Bovendien heeft de Nepeta, naast haar grijsgroene blaadjes, een rijkelijke zomerse bloei met lavendelblauwe bloemen.
De Standaard, 1996

< >