Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

grensbewoner

betekenis & definitie

iemand die bij een landsgrens woont.

iemand die in de nabijheid van een landsgrens woont; iemand die in de grensstreek woont; grensstreekbewoner.

Voorbeelden:
Soms hoorden ze in het veen 's nachts de mijnen omhoog gaan. Een verdwaald wild zwijn, dachten de grensbewoners en draaiden zich om. Bij de eerste schemering bleken het illegale grensoverschrijders, roerloos en nat van de dauw, in het veld.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 2: Bevrijding, 1983

Terwijl buiten, bij de slagboom, Duitse en Hollandse militaire politie de grensoverschrijders aan een strenge controle onderwierpen [...], kwamen de grensbewoners, de boeren en de arbeiders uit de streek, soms met hun fiets aan de hand, door het leren gordijn aan Nederlandse kant de Schankstube binnen, gingen aan Duitse kant de deur weer uit en vervolgden hun tocht naar Gronau.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 2: Bevrijding, 1983

< >