uitroep van opluchting.
expressie ter uitdrukking van een sterk gevoel van verlichting en blijdschap bij het besef dat een negatieve toestand voorbij is of dat men deze tijdig dan wel bij toeval heeft kunnen vermijden.
In uitroepen waarbij de gedachte aan het Opperwezen geheel naar de achtergrond is verschoven of verdwenen.
Voorbeelden:
Boem! Beneden wordt een binnendeur dichtgesmakt. De harde klap brengt het hele huis aan het kraken. Godzijdank valt de heen en weer wiegende luster niet uit het plafond.
Andreas Roels, Hete zeeprikkels, 1984
Godzijdank had niemand iets gezien.
Nicci French, Bezeten van mij, 2002
Was dat niet het ergste wat een vrouw kon doen? Haar eigen kind vermoorden. Wat zouden de buren zeggen? [...] Als ze maar op tijd was [...]. 'Godzijdank!' zuchtte Anna bij het zien van de kastanjebruine ogen die haar levendig aankeken en voelde hoe op hetzelfde ogenblik haar opluchting al plaatsmaakte voor teleurstelling nu de verstikkende relatie met haar zoon onveranderd zou voortgaan.
Stefan Brijs, Arend, 2000