het geloofwaardig zijn.
het waard zijn om geloofd te worden; het geloven waard zijn; het geloofwaardig zijn; aannemelijkheid; betrouwbaarheid.
Voorbeelden:
Iedereen hier aanwezig weet dat geloofwaardigheid in een roman iets heel anders is dan geloofwaardigheid in een rechtszaal.
Arnon Grunberg, De mensheid zij geprezen, 2001
Elke democratie rust op twee pijlers. Legitimiteit is de eerste: het besef dat de politieke instellingen en hun bemanning het vertrouwen waard zijn. Het gaat om geloofwaardigheid, om credibiliteit. Slagkracht is de tweede steunpilaar: het vermogen van het politiek systeem om te zorgen voor veiligheid en welvaart.
De Standaard, 1996
Eisenstadt behoort – net als onze toenmalige EU-ambassadeur in de VS, Hugo Paemen – tot het selecte kringetje van topdiplomaten die grondige dossierkennis, buitengewone ervaring, geloofwaardigheid en aangenaam menselijk contact weten te combineren.
Karel Van Miert, Mijn jaren in Europa, 2000
Na drie keer had Esther voor de afwisseling en geloofwaardigheid iets anders bedacht: 'Nu ben ik in het zwembad.' Ditmaal begreep Han uit zichzelf dat ze ook daar niet gebeld kon worden en haar telefoontje kon uitzetten, maar het raffinement in de uitvoering van de leugen verblufte hem toch nog.
Thomas Rosenboom, Spitzen, 2004
Zijn dienst wist nochtans over het bestaan van doodseskaders, over opruiende uitzendingen, over bedreigingen en aanslagen tegen Belgische militairen, over de Interahamwe-milities - maar relativeerde telkens opnieuw het belang ervan of de geloofwaardigheid.
De Standaard, 1997
Dat Van Hove in het belang van de geloofwaardigheid niet eerder met de speler en de club wou praten dan na de wedstrijd voor de beker, lacht Schepers weg.
De Standaard, 1996
Als maffiose partijfinanciering en politieke moord bovendien geen reden meer zijn om de schuldige partij van regeringsverantwoordelijkheid uit te sluiten, dan wordt de geloofwaardigheid vrijwel onbestaande.
De Standaard, 1996