Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

gasthof

betekenis & definitie

horecabedrijf.

horecabedrijf met een zekere klasse waar men kan eten en drinken en eventueel overnachten en dat vooral bestemd is voor beter gesitueerde klanten.
Wordt meestal gebruikt in combinatie met de naam van het bedrijf.

Voorbeelden:
Reeds van ver merk ik dat van het gasthof Sint-Sebastiaan, waar de lokalen van de liberale bond [...] en de boekerij van het Willemsfonds zijn ondergebracht, omzeggens niets is overeind gebleven.
Karel Jonckheere, Verbannen in het vaderland, 1978

De 42-jarige dierenarts was een van de 25 Belgische vleeskeurders die belast zijn met het opsporen van groeihormonen in rundvlees. Hij was al herhaaldelijk bedreigd [...]. Na de mis, in Gasthof de Keizer [...], gaan de gesprekken over de strijd tegen hormonen en over de overledene.
NRC, 1995

Gasthof-Brasserie 't Hommelhof te Watou [...]: een begrip dat wortelt in het verleden van een oud graafschap, een driehoek die zich wit kalkt in de zon van kunstzomers, een die de gastronomen bedwelmt met aroma's van hopmout en streekgebonden vruchten, een kroeg die nestwarmte geeft en verritselt in het roerloze van een beschermd dorpscentrum.
http://www.hommelhof.be/