Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

flauwerik

betekenis & definitie

flauw persoon.

iemand die flauw is; flauw persoon; flauwerd.

Voorbeelden:
Wij hebben sinds een weekje het stoeltje op de fiets. Eva is er al in geweest en dat ging prima. Ze zat bij papa op de omafiets. Het leek me best eng om te fietsen met toch zo'n 9 kilo voor me, maar ik dacht dat het een kwestie van wennen was. Toen zei mijn zus zaterdag dat het inderdaad best eng fietsen is. Wij zijn maar klein en kunnen niet met de voeten bij de grond [...]. Nou is mijn zus geen flauwerik en als zij het al eng vindt.
http://www.ikkeben.nl/forum/topic.asp?topic_id=14296, 23 juni 2009

Roger Federer vindt Djokovic een flauwerik [...]. Zijn volgende tegenstander is Andy Roddick, die profiteerde van de opgave van titelverdediger Novak Djokovic. 'Flauw', vindt Federer [...]. 'Djokovic heeft er al vaker de brui aan gegeven ... het is erg teleurstellend', reageerde Federer op de opgave van de titelverdediger. 'Andy Roddick verdiende het die match gewoon te winnen.'
http://www.nieuwsblad.be/sportwereld/cnt/DMF27012009_008, 27 januari 2009

Ik zat eigenlijk al te wachten op de eerste flauwerik die het blauw verwijderde maar daarvoor in de plaats een grote leverworst in de laatste foto shopte.
http://forum.fok.nl/topic/1763433, 10 januari 2012

< >