Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

flatbewoner

betekenis & definitie

bewoner van een flat.

iemand die in een flat woont; bewoner van een flat.

Voorbeelden:
Zo wordt het begrip 'centrale' verwarming in de meeste flatgebouwen van Boedapest wel erg letterlijk genomen. Per woonblok is veelal één temperatuurregelknop voorzien: die staat op de stookketel in de kelder en wordt door de conciërge aan het begin van de winter ingesteld. Als het ze bij een zachte winter te warm wordt, gooien de flatbewoners gewoon de ramen open bij wijze van fijnregeling.
De Standaard, 1996

Ik luister in bed met gelatenheid naar de stampende, tikkende hakken van mijn bovenbuurvrouw. Bewoners die te dicht op elkaar wonen en in dozen op elkaar zijn gestapeld, kunnen weinig van elkaar verdragen. Flatbewoners zijn ongeduldige wezens, die elkaar bij de minste verstoring als leeuwen willen bespringen.
Marcella Baete, De bondgenoot, 2001

Kort daarop ontvangen de flatbewoners een brief waarin de woonbaas meedeelt dat galerijplanten op last van de brandweer moeten worden verwijderd.
http://www.theovangogh.nl/bdw_6.html, 2003

De huismeester is geen onbekend begrip voor de flatbewoners in de Koedijkslanden.
Meppeler Courant, 1994

Speciale grote observatiekijkers zijn magnifiek voor flatbewoners met een weids uitzicht.
Meppeler Courant, 1995

< >