eindstreep.
lijn die bij verschillende sporten het einde van een parcours of traject aangeeft; aankomstlijn; eindstreep.
Voorbeelden:
De 33-jarige Friese assurantieman bleek uiteindelijk op het Steenwijkerdiep de sterkste van die vier. Evert van Benthem beaamde dat meteen na de finishlijn volmondig: 'Shit! Ik had laatste stukje geen macht genoeg'.
Meppeler Courant, 1996
De organisatoren in Atlanta gingen door de knieën voor een klacht van Hein Verbruggen. De voorzitter van de Internationale Wielerunie (UCI) zag dat ze zich niet aan afspraken hadden gehouden bij de opbouw van het parkoers voor de wegwedstrijden. Televisiecamera's op de finishlijn, grote sponsorruimten er pal achter en de officiële ontvangstruimten voor UCI en IOC ergens weggedrukt.
De Standaard, 1996
Gerrie Knetemann zag ik voor het eerst in 1973 in een wedstrijd voor amateurs in Ouderkerk aan de Amstel. Na een boeiende strijd ging hij de laatste ronde in met een beslissende voorsprong, samen met één andere renner wiens rugnummer ik in het programma opzocht. Het was H. Jacobs uit Ouderkerk aan de Amstel. Door de wol geverfd als ik toen nog was voelde ik al hoe dat zou aflopen. Maar in de mensenhaag bij de finishlijn werden de kansen ongedwongen besproken. 'Jacobs heeft een goede kans, die Knetemann is niet zo vreselijk rap', hoorde ik iemand zeggen. 'Dat is wel waar', zei een ander, 'maar in de sprint à deux is hij niet te kloppen.'
Tim Krabbé, 43 Wielerverhalen, 1984