Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

drankzuchtig

betekenis & definitie

belust op drank.

belust op drank; geneigd tot drinken; met drankzucht; drankzucht hebbend.

Voorbeelden:
Zijn vader, een drankzuchtige woesteling, zag ergens een portret van een meisje. Ze bleek de dochter van een rabbi te zijn; hij trouwde haar terstond.
W.F. Hermans, Ik draag geen helm met vederbos, 1979

Ik heb nooit goed begrepen waarom dit glittermodel bij ons op de redactie is komen werken. Waarom niet in de filmwereld, of als luxe-gigolo voor drankzuchtige, poenige dames met een verweesde kut?
Yves Petry, De laatste woorden van Leo Wekeman, 2003

De man is drankzuchtig en gewelddadig, en wil de scène overdoen met een andere vrouw die hij ervoor betaalt.
De Standaard, 1997

Hoe echt zijn aandrang ook geweest was de jongen uit deze minderwaardige vertoning weg te sleuren (zoals in het verleden een arbeidersvrouw haar drankzuchtige man uit de kroeg), toch won zijn onbaatzuchtige hartstocht voor volmaakte schoonheid, of wat hij daarvoor aanzag, het met gemak van welke andere overweging dan ook.
Guus Vleugel, Een valse nicht, 2000

Roman van de Canadese schrijfster Barbara Gowdy (1950) over een eigenaardig gezin - een onberekenbare vader, een drankzuchtige moeder en hun drie zeer verschillende dochters - aan het begin van de Koude Oorlog.
NRC, 1995