Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

dorpswinkelier

betekenis & definitie

uitbater van een dorpswinkel.

iemand die voor zijn beroep de dorpswinkel uitbaat; uitbater van een dorpswinkel.

Voorbeelden:
De ouderwetse dorpswinkelier kende zijn klanten en zijn klanten kenden hem. Bij de schuinsmarcherende ouderwetse dorpswinkelier leidde dat tot een hoop roddel en achterklap, maar dat gold ook voor de andere schuinsmarcherende dorpsbewoners.
http://www.opinieleiders.nl/techlog/pivot/entry.php?id=1378&w=columns, 23 januari 2005

Letist richtte zijn pijlen ook op de grote baanwinkels, type "Gouden Kruispunt" in Winge. "Ze zuigen de dorpen commercieel leeg. Tegen hun goedkope producten kan de dorpswinkelier niet op. De groten krijgen bovendien een pak sociale voordelen voor tewerkstelling."
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=G3IA181T, 5 november 2004

< >