Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

dizzy

betekenis & definitie

duizelig.

duizelig; geneigd om te vallen.

Voorbeelden:
Het werd geen lekkere reis, Simon had continu het gevoel dat hij van zijn zitplaats zou vallen [...]. Een uur later arriveerde de trein op het Centraal Station te Den Haag en, nogal dizzy, liep Simon vanuit het station richting Babylon.
Peter Paulsen jr., De vision quest, 2001

Ik was totaal verbouwereerd dat ze me zo snel lieten gaan. Ik liep naar buiten en ben naar de Eerste Hulp toegegaan. Helemaal dizzy kwam ik daar aan en vertelde wat ik had meegemaakt.
http://www.iisg.nl/~staatsarchief/boek/Stadfrm.htm, 1996