Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

dag aan dag

betekenis & definitie

onafgebroken.

iedere dag opnieuw; alle dagen door; onafgebroken.
Ter uitdrukking van de onafgebroken herhaling gedurende een lange termijn en vaak met de bijgedachte aan de verveling of saaiheid die daardoor ontstaat.

Voorbeelden:
Ze leden nogal eens honger, maar de kamer in Hotel Lutèce werd aangehouden, net als de sportauto met chauffeur. Die had Isadora in de winter in Nice gehuurd, en meegenomen naar Parijs, waar de chauffeur dag aan dag voor de ingang van het hotel stond te wachten tot hij nodig was.
Joyce Roodnat, 't Is zo weer nacht, 2001

Hoe brengen trappisten hun dagen door? Tussen 3 uur in de ochtend en 8 uur 's avonds hebben ze - over het hele jaar gespreid en afgewisseld met handenarbeid - zes tot zeven uur gebed en daarbij nog drie uur lectio divina. Zo ziet hun dagindeling eruit, dag aan dag, jaar in jaar uit, zonder vakantie.
De Standaard, 1996

Thans is de notaris ook zeer vaak actief als bemiddelaar bij echtscheidingen. In opdracht van de wetgever neemt de notaris deze taak ook op zich in de financiële sfeer met de nieuwe schuldbemiddeling. Hij beoefent het preventief recht dag aan dag, wat leidt tot meer rechtszekerheid.
http://www.notaris.be/

De politicus is van zijn piëdestal gehaald, en zijn mythische allure van redder des vaderlands wordt dag aan dag aangetast.
Leo De Haes, Cultuur is oorlog, 2000

< >