Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

campagneleider

betekenis & definitie

leider van een campagne.

iemand die de leiding heeft over een campagne; leider van een campagne; meestal: leider van een verkiezingscampagne.

Voorbeelden:
Partijleider Bolkestein had niets nieuws te melden, dus hadden de campagneleiders wat anders bedacht om toch het NOS-journaal of de tegenhanger van RTL te halen.
NRC, 1995

De 'personalisering' van de campagne is het werk van de campagneleiders die zorgvuldig proberen de minpunten te verhullen en de sterke kanten te etaleren.
NRC, 1994

Ingrid Betancourt, de spelbreker voor degenen die Colombia willen ruïneren, en haar campagneleider worden nu, ruim twee jaar na dato, nog steeds vastgehouden.
http://www.geuzenverzet.nl/html/body_laureaat_2004.html, 2004

Campagneleiders maakten dankbaar gebruik van de immens populaire bescheiden first lady.
http://www2.telegraaf.nl/buitenland/amerikaanseverkiezingen/15319111/Laura_Bush:_nog_vier_jaar_aan_de_zijde_van_haar_president.html, 2004

In een houten noodgebouwtje in een buitenwijk van Hamamatsu (1,5 miljoen inwoners) aan een drukke weg met alleen maar auto's en waar op de trottoirs geen voetganger is te bekennen, met acht nood-wc's, legt de campagneleider omstandig uit dat de kandidaat van de partij van Hata in dit kiesdistrict het verkiezingsgeld helemaal legaal heeft ontvangen.
NRC, 1993

Het is niet de bedoeling dat moeders hun werk in de steek laten en weer huisvrouw worden: vrouwen hebben volgens Duindam gelijke rechten op een leuke baan, en kinderen op een vader die meer doet dan het vlees snijden. Voor zo'n campagne heb je op zijn minst een woord nodig dat een complexe kwestie terugbrengt tot een overtuigende slogan die op een T-shirt past. Nul-oudergezin, dat zal iedere campagneleider en reclamemaker beamen, is dat woord niet.
Algemeen Dagblad, 2002