Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

brak

betekenis & definitie

Het begrip brak heeft 6 verschillende betekenissen:

1) jachthond.
middelgrote hond met een elegante, slanke lichaamsbouw, een bruine vacht met witte tekeningen, een spitse kop met ronde, afhangende oren en een uitstekende reukzin die vooral wordt ingezet om wild te volgen en op te jagen bij de jacht.

2) met zout water gemengd.
zoutachtig, ziltig van smaak, en daardoor minder geschikt als drinkwater, vooral door vermenging met zeewater in de getijdengebieden, maar ook door bederf bij langdurige stilstand in stilstaande poelen en veenplassen; met zout water vermengd.

3) gedurende een langere perioden niet bewerkt voor landbouwdoeleinden; braakliggend.

4) ziekjes.
zich niet lekker voelend, vooral na te weinig slaap of te veel drank.

5) onsmakelijk.
onsmakelijk; onsmakelijk ogend; weerzin, afkeer opwekkend.

6) van slechte kwaliteit.
van slechte kwaliteit; in slechte staat.