top van een boom.
bovenste deel van een boom; top van een boom; kruin van een boom.
Voorbeelden:
De lage zon zet enkel nog de boomtoppen aan de overzijde in een gloed, het gras is donker en rimpelt aan het oppervlak als een ijskoud meer.
Peter Terrin, Kras, 2001
Bij mijn aankomst op het kleine station sliertte de mist precies zoals het hoort rond de boomtoppen langs de dorpsweg.
NRC, 1995
Na een kwartier stierf het geluid weg, werd overgenomen door het aanzwellende en weer afnemende geruis dat boven mij door de boomtoppen trok.
J. Bernlef, Buiten is het maandag, 2003
Een themapark in het regenwoud met hotels en een monorail ter hoogte van de boomtoppen over een traject van vijftig kilometer moeten 'eco-toeristen' naar het gebied trekken.
NRC, 1995
Ik schrok, een betrapte bosduif klapwiekte paniekerig rakelings langs mijn hoofd naar een boomtop.
Paul Koeck, Berthold 1200, 1979