rest van een boomstam.
stomp, rest van een boomstam, zonder takken en bladeren; stronk van een boom.
Voorbeelden:
De bomen hielden hier op en de 'tuin' begon, een stuk ongemaaid gras waar de boomstronken nog uitstaken; die hadden ze bij het vrijmaken van het terrein kennelijk maar laten zitten.
Andy McNab, Crisis four, 2000
Op een onverhard pad struikelt hij over een boomstronk en valt languit in de modder.
Karel Glastra van Loon, Lisa's adem, 2001
Op een boomstronk zat Guido Ravenhorst somber in het vuur te staren.
Tessa de Loo, De meisjes van de suikerwerkfabriek, 1984
Pissebedden verwerken nagenoeg 1/6 van de jaarlijkse bladerval. Ze zijn niet gelijkmatig in de bosbodem verspreid. Overdag zitten ze samen op donkere vochtige plaatsen (onder de schors van boomstronken, onder afgebroken takken).
http://www.pienternet.be/lessen/pime/bodem/bijl2.html