Het begrip ankeren heeft 7 verschillende betekenissen:
1) voor anker gaan.
voor anker gaan; het anker laten zakken.
2) een vaartuig voor anker leggen.
ervoor zorgen dat een vaartuig stil komt te liggen door het anker te laten zakken; een vaartuig met een anker vastleggen; een vaartuig voor anker leggen.
3) vastzetten met bouwankers.
bij bouwen of monteren vastmaken; vastzetten met bouwankers.
4) (figuurlijk) teruggaan op.
(figuurlijk) wortelen in; teruggaan op.
5) (figuurlijk) koppelen aan.
(figuurlijk) koppelen aan; combineren met.
6) (figuurlijk) vastzetten.
7) de trekhand van een boog richten.
bij het boogschieten voor het loslaten van de pees de hand die de pees vastheeft naar een vast punt brengen, zodat de schietrichting stabiel en juist is; een ankerpunt bij het boogschieten gebruiken.