achterdocht koesterend.
geneigd om personen of situaties te wantrouwen, hetzij van nature, hetzij in een bepaald geval; achterdocht koesterend.
Voorbeelden:
De violist liep rond en bleef bij mijn moeder staan. Vroeg of hij iets voor haar mocht spelen. Mijn vader zat er een beetje achterdochtig bij, die vertrouwde dat niet helemaal.
Rudolf Geel, Verleidingen, 1985