Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

à deux

betekenis & definitie

met z'n tweeën.

(Frans, letterlijk 'met twee') met z'n tweeën; met twee personen; voor of door twee personen.

Voorbeelden:
Je hoeft zo'n stel dat vooraan in de twintig is maar te zien zitten of je weet dat alle romantiek plaats heeft moeten maken voor een door Ikea gemeubileerde leegte à deux.
Rudy Vandendaele, Dwarskijker, 1996-1998

In zijn oude kamer vertelde hij over onze toenmalige dagindeling, onze leesclub à deux, de zomers op het balkon, onze zinloze spelletjes (inderdaad: het in de lange gang naar elkaar overgooien van de reisboeken van Cees Nooteboom), de zangavonden met Jerry, de ontmoeting met Hester.
Ronald Giphart, Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid, 2002

Wat had hij ook niet allemaal in de aanbieding tijdens zijn zomerse dribbeltjes à deux om de Hofvijver, zijn tas (maar zelden door hemzelf gedragen) zat vol uitweidingen, anekdotes, tics, levenslopen, tijdsbeelden, potsenmakers, zonderlingen, bedverhalen, want hij liet eenmaal aan de wandel geen leegtes toe.
Willem Brakman, Gesprekken in huizen aan zee, 2002

Omdat we tegenwoordig bijna nooit meer bellen en onze vriendschap begint te verwateren, spraken we vanavond af in De Knipoog voor een Utrechtse Literaire Herenclub à deux, om het gebrek aan contact in één avond bij te eten drinken.
Ronald Giphart, Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid, 2002