onbeschilderd aardewerk bedekt met een wit tinglazuur. Naar de vormgeving en afwerking kan deze groep aardewerk worden onderverdeeld in siervoorwerpen en gebruiksvoorwerpen.
Onder gebruiksvoorwerpen rekende men voorwerpen met eenvoudige vormgeving, zoals pudding- en taartvormen, kannen en vergieten, terwijl plooischotels, kast stellen en plastieken meer als pronkstukken werden beschouwd. Het witte glazuur varieert in kleur van roomwit tot blauwig of groenachtig wit of heeft een roodbruine tint. De siervoorwerpen zijn dikwijls ter verhoging van de glans gekwaart. Wit Delfts werd waarschijnlijk reeds aan het einde van de 16de eeuw gemaakt, maar de vroegste gedateerde stukken stammen uit de 17de eeuw. De schenkkannen met brede en smalle hals zijn dikwijls voorzien van een tinnen of zilveren deksel, de montering van de voet is veelal later aangebracht als bescherming tegen afbrokkelen van het glazuur. Uit de late 17de eeuw dateren de kannen met getorste romp.
De figuur- en dierplastieken zijn gemodelleerd naar Duitse, Franse en Chinese porseleinen voorbeelden; dikwijls waren de plastiekjes en kleine vazen oorspronkelijk koud beschilderd, een beschildering die meestal geheel verdwenen is. Tot het witte Delfts worden ook gerekend apothekerspotten en siroopkannen voorzien van opschrift. Het witte Delfts is, met uitzondering van de apothekerspotten, meestal niet gemerkt, waardoor een juiste datering bemoeilijkt wordt. Tegen het eind van de 18de eeuw werd dit aardewerk verdrongen door het Engelse creamware, dat een veel hardere scherf heeft.