(960-1279). Chin. dynastie volgend op de T'ang-dynastie.
Men onderscheidt de noordelijke Sung-dynastie (960-1127) en de zuidelijke Sung-dynastie (1127-1279). De zuidelijke ontstond toen het oorspronkelijke Sung-rijk ten noorden van de Jang-tse-tjiang door de Joe-lsen Tartaren werd veroverd en keizer Hui Tsung gevangen werd genomen. Zijn zoon vluchtte naar het Zuiden en stichtte het zuidelijk Sung-rijk met Hangchou als hoofdstad. maar ook dit rijk zou zich niet lang staande houden: in 1276 nam de Mongoolse keizer Kublai Khan Hangchou Kanton in, waarna de Chinese vloot werd verslagen. China ging een tijdperk van Mongoolse heerschappij in, dat tot 1368 zou duren. In dat jaar vestigde Hung Wung de Ming-dynastie. Niettegenstaande de vele troebelen zorgde de Sung-dynastie toch voor vooruitgang op het gebied van kunsten en letteren.
Met name de pottenbakkerskunst bereikte een zeer hoog peil. Het noordelijke Sung-rijk is bekend om zijn céladons (Kuan, Ju, Tung-yao, Chün en Tz'uchou) en het zeer fraaie Ting-porselein met zijn ivoorkleurige scherf en doorschijnend glazuur. Na de inval van de Tartaren zette de keramische traditie van het Noorden zich in het Zuiden voort. Het aantal pottenbakkerijen werd uitgebreid om aan de behoeften van het hof te kunnen voldoen. Bekende ovens zijn : Chiaotan, waar zuidelijk Kuan werd gemaakt, Lung Ch’un waarvan het céladon eeuwenlang een van de meest geëxporteerde Chinese keramieksoorten is geweest, Chien-an dat het Chien yao leverde en de Chi-chou-ovens waaruit de temmoku's met hun prachtige glazuren (o.a. hazevelglazuur) afkomstig zijn. Ten slotte bracht de zuidelijke Sung-dynastie een van de mooiste porseleinsoorten van China voort: Ch’ing-pai, waarvan zowel kleur als vorm volmaakt is.