houten kistje dat in kerk en huis als voetenbankje diende en d.m.v. een test met een kooltje vuur werd verwarmd. Het nuttig effect van een dergelijke minuscule verwarmingsbron houdt verband met het feit dat de stoof een stuk huisraad was van vrouwen, draagsters van lange rokken waaronder de opstijgende warme lucht werd opgezameld.
Het meubeltje raakte dan ook in onbruik bij het algemeen worden van de korte rok in de jaren twintig van de 20ste eeuw. Kerkstoven waren voorzien van een koperen hengsel; deze stoven waren doorgaans met snijwerk versierd.